De concentratie van rijkdom in de handen van enkelingen is een bepalend kenmerk van het moderne kapitalisme. Momenteel is meer dan 30% van alle rijkdom in de Verenigde Staten in handen van de top 1%, en bijna 98% is geconcentreerd bij de rijkste 50%. Deze extreme ongelijkheid heeft geleid tot discussie over mogelijke interventies, waaronder het hypothetische maar provocerende idee van een maximaal nettovermogen. Wat zou er gebeuren als regeringen een plafond voor individuele rijkdom zouden opleggen, bijvoorbeeld $1 miljard?

De vraag is meer dan alleen theoretisch. Deskundigen zijn het er niet over eens of een dergelijk beleid positieve veranderingen zou teweegbrengen of bestaande problemen zou verergeren. Terwijl sommigen geloven dat het de kansen zou kunnen democratiseren en een meer evenwichtige samenleving zou kunnen bevorderen, waarschuwen anderen dat het de innovatie zou onderdrukken en de rijkdom ondergronds zou drijven.

De herverdeling van miljarden dollars

Als er een plafond van $1 miljard zou worden ingevoerd, zou de onmiddellijke impact een enorme herverdeling van de welvaart zijn. Neem slechts drie individuen: Larry Ellison ($281,7 miljard nettowaarde), Mark Zuckerberg ($257,6 miljard) en Jeff Bezos ($240,7 miljard). Onder dit systeem zou ruim 779 miljard dollar worden vrijgemaakt voor andere doeleinden.

Dit is niet alleen abstracte wiskunde; het vertegenwoordigt een potentiële instroom van kapitaal die theoretisch sociale programma’s, infrastructuurprojecten of belastingvoordelen voor lagere inkomens zou kunnen financieren. Maar de werkelijkheid is complexer.

Het pleidooi voor een vermogensplafond: economische mobiliteit en vervulling

Sommige economen beweren dat een maximaal nettovermogen een grotere economische mobiliteit zou kunnen bevorderen. Als de rijkdom gelijkmatiger zou worden verdeeld, zou de toegang tot essentiële hulpbronnen zoals onderwijs, gezondheidszorg en huisvesting minder gestratificeerd worden. Bedrijven zouden gedwongen kunnen worden om zich op een bredere markt te richten in plaats van op jacht te gaan naar zeer vermogende individuen.

Naast economische effecten is er ook het argument voor psychologische voordelen. Het wegnemen van de prikkel voor onbeperkte accumulatie zou culturele waarden kunnen verschuiven van meedogenloze concurrentie naar persoonlijke ontplooiing, evenwicht tussen werk en privéleven en maatschappelijke bijdrage. Volgens persoonlijke financiële expert Aaron Razon zouden individuen succes kunnen herdefiniëren dat verder gaat dan louter financiële accumulatie, waardoor het najagen van rijkdom minder allesverslindend wordt.

Cruciaal is dat een bepaald plafond de motivatie daadwerkelijk verhoogt. Wetende dat $1 miljard de limiet is, stelt een duidelijk, haalbaar doel vast. Dit staat in contrast met het huidige systeem, waarbij de eindstreep voor de meesten oneindig ver weg en onbereikbaar is.

De donkere kant: verborgen troeven en stagnatie

Het idee van een harde vermogenslimiet is echter verre van waterdicht. Financieel planner Melanie Musson wijst erop dat mazen in de wet onvermijdelijk zullen worden uitgebuit. De rijken zouden manieren vinden om activa te verbergen op buitenlandse rekeningen, lege vennootschappen of particuliere ondernemingen, waardoor het systeem effectief werd omzeild. Deze ondergrondse rijkdom zou onbelast en ontoegankelijk blijven, waardoor het beleid ineffectief zou worden.

Belangrijker nog is dat een plafond de productiviteit en innovatie zou kunnen ontmoedigen. Zonder de belofte van onbeperkte rijkdom beweren sommigen dat vermogende individuen hun economische activiteit zouden kunnen verminderen, wat zou leiden tot minder kansen op werk en langzamere technologische vooruitgang. Musson betoogt botweg: ‘Mensen zouden ophouden productief te zijn.’ De prikkel om ondernemingen te financieren en banen te creëren zou afnemen, wat mogelijk de economische groei zou schaden.

De onbedoelde gevolgen

Het grootste probleem is dat een maximaal nettovermogen hebzucht niet zou kunnen elimineren; het zou het alleen maar omleiden. In plaats van een gelijk speelveld te creëren, zou het rijkdom naar de schaduw kunnen drijven, waardoor het nog moeilijker te volgen en te reguleren wordt. Het resultaat zou een nog ongelijker systeem kunnen zijn, waarin degenen die de middelen hebben om hun rijkdom te verbergen, gedijen terwijl alle anderen op hun plaats blijven zitten.

De realiteit is dat de rijken altijd manieren zullen vinden om hun bezittingen te beschermen, ongeacht overheidsingrijpen. De vraag is niet of een maximaal nettovermogen zou werken, maar of het meer problemen zou veroorzaken dan het oplost.

Concluderend: hoewel het idee van een maximaal nettovermogen in theorie aantrekkelijk klinkt, is de praktische implementatie ervan vol uitdagingen. Het is een beleid dat rijkdom kan democratiseren of simpelweg ondergronds kan duwen, zonder garantie dat het ten goede komt aan degenen die het wil helpen.